Ik heb dit onderwerp gekozen omdat als
ik het over iets anders doe in plaats van een dier vind ik
als ik er een tijdje mee bezig ben saai worden en als het
over een dier gaat of iets wat met een dier te maken heeft
niet. Het onderwerp heb ik ook gekozen omdat er veel
informatie over was en omdat ik het hele lieve dieren
vind.
1. Het
Hert.
Op de hele
wereld komen meer dan vijftig verschillende soorten herten
voor. In ons land leven drie soorten herten: Edelhert,
Damhert, en Reeën. Edelherten en Damherten leven in
Nederland het meest op de Hoge Veluwe en in België vooral
in de Ardennen en de Hoge Venen. Reeën leven het meest in
bosranden die naast weilanden liggen. Ze komen over heel
Nederland voor. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit:
grassen, bast, twijgen, jonge scheuten en
bladeren.
Een
mannetjeshert wordt Hert genoemd en vrouwtjeshert een
Hinde en een jong een Kalf. Een kudde herten noem je een
Roedel en de paartijd noem je Bronstijd. Een hert wordt
tussen de acht en twintig jaar oud en de Hinde krijgt een
tot en met vier jonge per dracht. De herten behoren tot de
herkauwers. De Edelherten worden ook de koningen van het
bos genoemd.
2.
Soorten.
Er zijn vijftig soorten herten op de
hele wereld. Over de drie soorten die in Nederland
voorkomen ga ik het hebben.
Het Edelhert.
Het grootste dier van ons land is het
Edelhert. De mannelijke herten bereiken een schofthoogte,
dat is de hoogte tot de schouder, van zo'n een meter
dertig en een gewicht van ongeveer honderdvijftig
kilogram, terwijl de Hinde de vrouwtjesherten kleiner zijn
en minder wegen.
Het Damhert.
Het Damhert is een bekend parkhert dat
ook op de Hoge Veluwe voorkomt maar oorspronkelijk komt
hij uit zuidelijken landen. De meeste Damherten die op de
Hoge Veluwe leven zijn donker van kleur en niet zo
gespikkeld als de parkherten. Damherten zijn kleiner dan
Edelherten: de schouder ligt ongeveer 30 centimeter lager.
Het meest opvallende kenmerk wordt door de mannelijke
dieren gedragen, vooral het aparte schoffel-vormige gewei.
Een Damhert gaat als hij snel weg moet voor gevaar niet
rennen zoals een Edelhert, maar gaat stuiteren als een
bal. Ze dansen dan met vier poten tegelijkertijd en hun
staart zwaait op en neer.
Het Ree
Een mannelijke Ree wordt een Bok
genoemd en het vrouwtje een Geit. Het Ree is veel kleiner
dan het Edelhert en het Damhert. Het Ree is een sierlijk
hert dat bijna overal in Europa voorkomt. Het is het
snelste wilde zoogdier dat in West-Europa voorkomt. De
kleur van het Ree is roodbruin met een wit vlekje op zijn
staart. Aan dat witte vlekje kunnen de reeen elkaar
herkennen. Het Ree leeft het meest in open bossen, hoog
struikgewas en bosranden en soms op
akkers.
3. Uiterlijk
Reeën zijn zoogdieren die een
gelijkblijvende temperatuur van 37oC bezitten. Om zo
weinig mogelijk warmte kwijt te raken, hebben ze net zoals
de meeste andere zoogdieren veel haren en deze haren
houden de warmte vast. Tijdens de wintermaanden en in het
voorjaar hebben reeën een dikke vacht, die goed helpt
tegen het koude weer. Deze haren zijn meestal grijs van
kleur met een opvallende witte spiegel waar herten elkaar
aan herkennen. Het zomerhaar van de reeën is er alleen
maar in de zomer. Er komen in Nederland ook zwarte reeën
voor. Kalveren, dat zijn jonge herten, krijgen bij hun
geboorte een witte vlektekening die voor een hele goede
camouflage zorgt, maar die tekening gaat binnen een paar
maanden weer weg. Volwassen reeen verkleuren 2 keer per jaar.
Reeën horen bij de hoefdieren omdat ze
op de toppen van de tenen lopen. Doordat reeën hoeven
hebben kunnen ze makkelijker op de grondsoorten lopen. Een
hert heeft ook een hele goede neus, zij kunnen er mee
ruiken of een hinde, vrouwtjes hert, bronstig is. Dat
betekend dat ze klaar is op te paren.
Herten zijn net zoals koeien en
schapen herkauwers. Ze slikken het eten door zonder het
fijn te malen en ze halen het na een tijdje weer terug om
er voor de 2e keer weer op te gaan kauwen.
Jonge herten worden met drie
melkkiezen geboren. Later als het blijvende gebit er is
heeft hij totaal 12 kiezen. Snijtanden dat zijn de tanden
waar hij het voedsel mee doorsnijd, deze zitten alleen in
de onderkaak.
Hoektanden en de haken worden meestal
in een kaakhelft gezien.
De sterke tanden en kiezen bestaan uit
tandbeen en daarover een laagje glazuur. Omdat de kiezen
worden gebruikt bij het doorbijten van het voedsel komen
er eerst een paar slijtplekjes op de kiezen en daarna
worden de kiezen ook steeds kleiner. De leeftijd van de
herten wordt ook een beetje bepaald door de
kiezen.
4.
Gewei
Een gewei van een hert wordt voor
verschillende dingen gebruikt. Het hert kan er goed mee
vechten tegen een beer bijvoorbeeld . Het hert heeft zijn
gewei voor afkoeling, dat komt omdat er bloed door het
gewei stroomt. In het gewei koelt het bloed af. Het
stroomt dan weer terug in het lijf en zo zit er afgekoeld
bloed in het lijf. Aan het gewei kun je ook zien of een
hert gezond is. Als een hert een groot gewei heeft is dat
een teken dat hij gezond is.
In de bronstijd, dat is de tijd als
mannetjes (bokken) en de vrouwtjes (hinde) gaan paren,
word het gewei ook gebruikt voor gevechten. Twee mannetjes
gaan dan met hun geweien tegen elkaar aan en proberen
elkaar te verslaan. Het mannetje heeft dan het vrouwtje
voor zich, zolang er geen andere hert aankomt om met hem
te vechten. Meestal houd een hert een vrouwtje niet de
hele bronstijd voor zich alleen omdat een ander hert hem
dan verslaat. Een hert verliest elke winter zijn gewei. Er
blijven dan twee kleine stompjes over. In juni, dus in de
lente en de zomer groeit het gewei. Het gewei is dan nog
bedekt met een dunne fluweelachtige bast. In september is
het gewei helemaal uitgegroeid, dat is dus in de paartijd
(bronstijd). De herten gaan dan met hun gewei tegen een
boom schuren, zodat die bast eraf gaat. Sommige herten
eten de bast. Per jaar komt er een tak bij het gewei bij.
Wanneer het paarseizoen voorbij is dat is tussen januari
en april valt het gewei eraf. Meestal vallen deze geweien
er een voor een af. Sommige herten eten hun afgevallen
gewei op omdat er voedingsstoffen in zitten. De geweien
van elk hert verschillen. Het gewei van een Eland is heel
groot terwijl die van een Poedoe heel klein is. Alleen
mannetjes herten hebben een gewei. Een Eland stoot zijn
bast (dat is een vel wat om het gewei zit) af in lange,
bloederige repen. Het gewei van een Eland weegt ongeveer
36 kg.
Gewei
5.
Voedsel
Een hert is een planteneter, maar ze
eten niet alles wat voor hun neus komt. Ze zijn heel
kieskeurig met wat ze eten en gaan er ook eerst altijd aan
ruiken voordat hij het op eet. Ook kalveren (jonge herten)
moeten weten wat ze wel en wat ze niet kunnen eten, daarom
moeten ze ook altijd eten naast de bek van de
moeder.
Omdat de soorten planten niet het hele
jaar groeien gaan ze na een paar weken of maanden andere
soorten planten of dingen eten.
Een hert eet ongeveer:
62% bladeren en knoppen van
bomen en struiken
10% grassen
16% kruiden
12% lagere planten zoals
korstmossen en paddestoelen.
Bladeren van bomen en planten eten de
herten het liefst het hele jaar door. Ook houden de herten
veel van de bladeren van de braam en de klimop. Tijdens
slechte weersomstandigheden eten herten zelfs hulst en
rododendronbladeren. In de herfst eten ze eikels en
beukennootjes.
Het voedsel van een hert is heel
gevarieerd. Een hert van 25 kg eet in 24 uur ongeveer 1,5
kg voedsel. Het is raar dat reeën juist goed groeien als
er geen water in de buurt is. Je zal een hert dan ook niet
vaak zien drinken. Omdat herten vroeg in de morgen opstaan
en al de bladeren nog zijn bedekt met dauw, krijgen ze
toch nog voldoende water binnen.
6.
Territorium
Edelherten en Damherten leven vaak in
een groep. Een groep heeft voordelen, zoals bescherming
tegen roofdieren, maar heeft ook nadelen., omdat alle
herten hetzelfde eten.
Reeën leven niet in een kudde maar
vormen alleen in de winter kleine groepjes van twee tot
vijf dieren die sprongen worden genoemd. In het voorjaar
gaan de herten weer uit elkaar. Een plek wordt door de
Reeën alleen verdeeld in een aantal leefgebieden, waar de
herten kunnen eten, slapen, paren, en jongen groot
brengen. De grootte van zo'n leefgebied wordt bepaald door
het voedsel dat er in het leefgebied is. Als er veel
voedsel is wordt het leefgebied
kleiner.
In gebieden waar weinig schuilplekken
zijn wordt het leefgebied groter. De bokken (de
mannetjesherten) merken een gebied onder andere af met
"veegboompjes", dat zijn meestal jonge boompjes waarvan de
bast is afgeslagen met het gewei, zodat de stammetjes een
opvallende witte kleur
hebben.
De bok smeert ook een soort geur aan
de boom die uit zijn voorhoofdsklier komt. Vaak gaat het
hert dan met zijn kop en hals langs het boompje, zodat de
geur ook daaraan komt. Meestal maakt de bok tijdens een
tocht gebruik van wissels. Een wissel is een vaste route
waar dieren doorheen lopen en omdat ze zo vaak daar lopen
is het afgesleten. Ook smeert hij daar aan laaghangende
takken de geur. 's Ochtends maakt de bok ook wat blaffende
geluiden, die tot heel ver te horen zijn. Dit is ook iets
waarmee hij laat horen waar hij is.
7.
Voortplanting
De paartijd van de herten, ook wel
bronstijd genoemd, is in de zomer vanaf half juli tot half
augustus.
Het hert gaat ook op zoek naar
vrouwtjesherten (hindes), hij gaat dan net zoals een
jachthond langs de grond met zijn neus en gaat dan op zoek
naar de geur van de poten van een vrouwtjeshert. Als hij
het vrouwtjeshert gevonden heeft gaart hij haar de hele
tijd achterna, ook als ze de hele tijd probeert weg te
lopen.
Maar er komt soms ook weer een ander
hert aan en de twee herten gaan dan met elkaar vechten. Ze
gaan dan met de geweien tegen elkaar aan slaan. Degene die
gewonnen heeft, heeft het vrouwtje voor zich, maar er kan
zo weer een ander mannetje aankomen om mee te vechten. Als
het hert dan met het vrouwtje heeft gepaard duurt het 5
tot 9 maanden voor de jonge herten (kalveren)
komen.
Aan het einde van de
lente wordt het jong geboren. Een hinde krijgt zo'n 1 tot
2 en soms 3 tot 4 jongen. Bij de geboorte heeft een kalf
allemaal witte vlekken op zijn rug. Deze verdwijnen al
snel weer. Als het jong is geboren duwt de hinde het jong
met haar neus in de bosjes als er gevaar is en laar het
kalfje daar achter en gaar zelf een eindje verderop staan
om de vijand af te lijden.
Als een hert geboren is
probeert hij al meteen te staan, zijn moeder helpt hem dan
een beetje. Na 2 uur durft het jong al een paar stappen te
zetten. Als het jong een paar weken oud is, neemt de
moeder hem mee naar de roedel (kudde), waar ook andere
jonge hertjes zijn. Om te weten of een jong een mannetje
of vrouwtje is moet je kijken naar de plek waar het gewei
later komt.
Na 6 maanden komt er bij
een mannetjeshert een teken van een gewei op de kop. Maar
mensen die veel van herten af weten, zien het al eerder
aan de lichaamsbouw en het gedrag van het
hert.
Slotwoord
Ik
vond het leuk om er aan te werken, vooral als ik iets op de
computer mocht uittypen. Ook vond ik het leuk om de tekeningen
er bij te maken.
Bronnen
De
informatie heb ik gehaald uit het boek Edelherten van Serge
Simon, Zoogdieren (Time Life) en Zoogdieren van ons land van
Meindert de Jong. Ook heb ik veel informatie gehaald van het
internet..